Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Het [54]volk nu, dat daarin was, voerde hij uit, en [55]legde het onder [56]zagen, en onder ijzeren dorswagens, en onder ijzeren bijlen, en deed hen door den [57]ticheloven doorgaan; en alzo deed hij aan alle steden der kinderen Ammons. Daarna keerde David, en al het volk, weder naar Jeruzalem. 54. Versta, zovel van hen, als tot voorbeeldige straf nodig was. Onder, hfdst.17 vs.27, wordt verhaald van enen Sobi, die sommigen menen dat de zoon des konings van Rabba was, en niet alleen in het leven behouden, maar ook van David in zijns broeders Hanums plaats koning gemaakt is. 55. Deze harde straffen, in de oosterse landen [zo men meent] gebruikelijk, heeft David den Ammonieten aangedaan, omdat zij zijn vriendelijke intentie en daad zo bitterlijk misduid, en zijn gezanten, tegen alle volkenrecht, zo schandelijk behandeld hadden; zie boven, hfdst.10 vs.2,3,4, en daarenboven gruwelijke afgodendienaars, lasteraars en vijanden van God en zijn volk waren, die zonder twijfel zulke soorten van doden het volk Gods tirannelijk hadden aangedaan. Vergelijk boven hfdst.8 vs.2; Amos 1:3, en Hebr.11:37, en zie van de getakte dorswagens Deut.25:4. 56. Dat is, hij liet hen doorzagen, met ijzeren getakte dorswagens [gelijk koren] verpletteren, met bijlen doorhouwen en in tichelovens verbranden. 57. Anders, door den oven van Malchen, [dat is, Moloch] welken afgod zij hun kinderen gewoon waren te offeren, latende die passeren door het vuur. Zie 2 Kon.16:3, en 2 Kon.23:10; idem Lev.18:21, en Lev.20:2, enz.